Neerslagbeelden gebruiken we bijna allemaal. Via buienradar, het KNMI of andere aanbieders. Ook in het buitenland zijn vaak regionale radarbeelden via apps te bekijken. Het nut van deze informatie is groot, toch zijn er ook wat puntjes om rekening mee te houden.
Wat er te zien is op de radarbeelden
Radarbeelden tonen echo’s, teruggekaatste radiogolven. De zend- en ontvangstschotels in Den Helder, De Bilt en Herwijnen zenden continu pulsen uit en vervolgens komen deze terug bij de antennes. Dat retoursignaal geeft informatie over aanwezige neerslag. Regendruppels worden zo vertaald in een radarecho. Het is dus in het begin een actuele waarneming. Vervolgens berekenen computers er verwachte radarbeelden bij. Dit gebeurt aan de hand van de actuele neerslag, de windrichtingen en -snelheden op diverse hoogten in de lucht en een aantal elementen uit weermodellen. Bij de ene situatie is het maken van een verwacht radarbeeld gemakkelijker dan de andere.
Regenbeelden bij fronten en buien
Eigenlijk werken radarbeelden en verwachte radarbeelden het best bij regenzones die vanuit elders binnenschuiven. Zoals op een front dat vanuit het zuidwesten over het hele land koerst. De trekrichting is dan eenduidig, radarbeelden kunnen redelijk goed vooruit rekenen en vaak is het einde van de neerslag ook markant.
Bij buien is het complexer. De dynamiek waardoor een bui ontstaat is ingewikkeld en niet te zien door een radiogolf. Er worden pogingen gedaan om ver van tevoren buien in een radarbeeld te tonen, maar dit is eigenlijk onmogelijk. Het tonen van een al aanwezige bui en die vervolgens in de tijd laten voortbewegen is al wat beter te doen. Maar ook dan zijn er vele hindernissen te nemen. Hoe ontwikkelen de buien zich? Worden ze actiever, zakken ze in of clusteren ze samen?
Radarbeelden van buien zijn eigenlijk het best te gebruiken als je de actuele situatie bekijkt. Vaar niet blind op verwachte radarbeelden, dat gaat best vaak fout.
Valse echo’s
Het interpreteren van radarbeelden vergt een beetje kennis en vooral oplettendheid. Radargolven hebben nog weleens last van hoge objecten. Er zijn meerdere windparken voor de kust en op het IJsselmeer, die de radarbeelden verstoren. De uitgezonden pulsen kunnen onder bepaalde weersomstandigheden dermate terugketsen dat er buien worden getoond die er niet zijn.
Radarbeelden willen ook nog weleens neerslag tonen in vrij hoge bewolking. Die regen ís er dan ook daadwerkelijk, alleen verdampt in een droge luchtlaag voordat deze de grond bereikt. En dan hebben we ook nog de hete zomerdagen onder een hogedrukgebied. Daarin ontstaat vaak een nachtelijke inversie, oftewel; een warme laag op een paar honderd meter boven de grond. Daar heeft een radargolf ook moeite mee. Die ketst dan af op die warme laag en laat daarmee een beeld zien dat vol met ‘rotzooi’ (clutter) loopt. Veel van de genoemde fouten worden overigens wel uit het beeld gehaald, maar niet altijd en niet altijd gelijk. Soms kost het even tijd.
Als laatste wil ik nog wijzen op onderschatting van neerslag. Dat speelt vooral in Groningen, Twente, Limburg en Zeeland; de gebieden die het verst van de radarstations vandaan liggen. Daar is de neerslag die optreedt vaak heftiger dan je op basis van de beelden zou denken.
Tot slot
Radarbeelden zijn een geweldig middel om het weer te volgen. Zeker als je ze met een portie gezond verstand gebruikt.
Meer tips, weetjes, interviews en programma-informatie leest u in MAX Magazine. Bent u nog geen abonnee? U kunt zich hier bij ons aansluiten.