Abonnementen service: 035 - 2019505

‘Weinig mensen weten van dit kasteeltje’

Het kasteeltje Wolfsdreuvik in het Smithuyserbos bij Lage Vuursche was lange tijd een goed bewaard geheim. Sinds 1 mei stelt ‘kasteelheer’ en voorzitter van stichting Smithuyserbos Reinier Bouvy (68) het in samenwerking met Yvette van den Berg van NatureBliss open voor bezoekers. Wie als groep een wandelarrangement boekt, kan er een kijkje nemen.

Altijd maar weer mee naar dat bós. Dan zat je met vriendjes en vriendinnetjes ‘Swiebertje’ of ‘Pipo de Clown’ te kijken en werd je weer geroepen: ‘We gaan naar het bós!’ En daar ging je weer. Verschrikkelijk. En pas als het donker was naar huis. Een náchtmerrie”, vertelt 
Reinier Bouvy, terwijl hij over zachte bosgrond tussen de hoge bomen wandelt. Een warme zomerzon prikt er nu en dan fel doorheen. Hij lijkt er plezier in te hebben om de afkeer van zijn jeugdherinneringen half schertsend extra kracht bij te zetten.

Foto’s: Roland Reinders

Wonderbaarlijk bouwsel

Maar intussen loopt hij toch maar wát trots door het 40 hectare grote Smithuyserbos dat eigendom van zijn familie is. In wat hij vertelt, sluimert liefde door voor wat zijn kleurrijke vader Désiré Bouvy (1915-1993) hier tot stand bracht. De rododendrons die 
hij tussen de beuken plantte, het paadje dat hij omdoopte in het Zevenheuvelenweggetje: “Wie ze telt, krijgt straf, want ja het zijn er wat minder”, 
maar toch bovenal dat wonderbaarlijke bouwsel diep verborgen in het bos: Wolfsdreuvik. “Het kléinste kasteeltje van Nederland”, roept Reinier uit. Zijn vader, die later bekend werd als oprichter en directeur van het Museum Catharijneconvent in Utrecht, liet dit sprookjesachtige kasteeltje met uitkijktoren in 1938 bouwen. Eerder al kocht hij, pas 22 jaar oud, het Smithuyserbos. “Dat vond hij fijn voor zijn moeder die aan astma leed. Wandelen in het bos zou haar gezondheid goed doen. Dat er goedkopere manieren zijn om daar iets aan te doen, laten we maar even achtwege”, grinnikt Reinier.

Sigaartje op het dak

Désiré Bouvy begon destijds met het omvormen en herbeplanten van het bos. “Voordat mijn vader het kocht, wilden speculanten deze bosgrond voor bouwgrond verkopen. Oogstbare bomen zouden er daardoor niet meer over zijn. Daar wilde hij iets aan doen. Hij volgde wat cursussen, want van bosbouw wist hij als jonge kunsthistoricus niks. Al doende bedacht hij dat het handig zou zijn om in het bos een onderkomen te hebben waar je materiaal zoals scheppen of handzagen kon opbergen of kon schuilen bij slecht weer. Hij liet zich inspireren door het huis van zijn broer dat werd ontworpen door architect Jan Rebel. Dat had een torentje met een terras. ‘Doe mij ook maar zoiets, maar dan groter’, zei mijn vader.” En zo geschiedde. Als kind hielp hij mee in het bos. ’s Avonds zat zijn vader op het dak van het torentje nog een sigaartje te roken en van het bos te genieten tot de zon onderging.

Bescherming tegen wolven

Onderweg dwaalt Reiniers blik meermaals af naar bijzonderheden, zoals de honderd jaar oude Douglas-
bomen, soms 40 meter hoog of de Hessenweg, 
stammend van voor 1600, destijds een brede verbindingsweg voor handelaren met hun karren. En de schans, een verhoging die hen ’s nachts…..

Tekst: Marloes de Moor

Benieuwd naar het volledige artikel? U leest het in MAX Magazine editie 33-34.

  Post & Mail

Wilt u reageren op de inhoud van MAX Magazine, een tv- of radioprogramma? Stuur dan een bericht naar MAX Magazine. De redactie maakt elke week een selectie en kort soms berichten in.

Reageren