11 vragen over het impostor syndrome
Succesvolle mensen die in hun carrière flink aan de weg timmeren, maar toch steeds bang zijn dat ze door de mand kunnen vallen. Dit ‘impostor syndrome’ of ‘oplichterssyndroom’ kan behoorlijk vervelend zijn. Wat houdt het precies in? Loopbaancoach, auteur en feministe Vréneli Stadelmaier deed hier onderzoek naar.
1. Wat is het impostor syndrome precies?
“Als je aan een syndroom denkt, dan denk je meteen aan een hele erge genetische afwijking. Dat is het natuurlijk niet – de naam is daardoor een beetje bedrieglijk – omdat een heel groot gedeelte van de mensen eraan lijdt. In het Nederlands zou je het bedriegerscomplex kunnen noemen. Het is eigenlijk de angst die je hebt om door de mand te vallen. Je weet dat je iets kan en toch ben je bang dat mensen ontdekken dat je niet goed genoeg bent.”
2. Is het een officieel psychiatrisch syndroom?
“Nee, het is geen officieel syndroom. Heel veel mensen hebben het – ongeveer 65 procent van de vrouwen en ongeveer 35 procent van de mannen – alleen ze schamen zich voor die gedachten. Ze denken namelijk dat ze de enigen zijn die dat weleens denken. Dat is dus niet zo.”
3. Hoe ontstaat het syndroom?
“Het ontstaat bij de meeste mensen al in hun jeugd. Opvoeding en culturele verwachtingspatronen spelen daarbij een rol. En dan is het ook nog zo bij vrouwen dat de vrouwelijke fysiek daar niet bij helpt om dat tegen te gaan. Om een voorbeeld te geven: ik had een klant, zij was heel creatief en hield van op het podium staan. Ze groeide op in een heel technisch gezin: moeder was lerares wiskunde, vader was ingenieur en zij vonden dat ‘zingen, dansen, springen’ van haar helemaal niks. Ze vroegen alsmaar: ‘wat heb je daar nou aan?’, ‘daar kan je toch geen geld mee verdienen?’, dat soort dingen.
Ze is inmiddels best een bekende actrice; ze doet het hartstikke goed, ze verdient er een royale boterham mee en toch hoort ze nog steeds in haar achterhoofd de stem van haar moeder. Ondanks dat de kranten volstaan van haar prestaties, heeft ze nog steeds het gevoel dat het niks voorstelt en dat iedereen er straks achter komt dat ze een oplichter is. Dit is een heel extreem voorbeeld.
Er stond ook laatst een column in de Volkskrant van een vrouw die professor is geworden. Ze zei: ‘daar hoor ik toch helemaal niet bij’ en ‘straks komen ze erachter dat ik maar wat aanklooi’. Dat komt ook doordat we het niet gewend zijn dat vrouwen professor worden. Dat is nog steeds redelijk zeldzaam. Wat zij weet en wat zij doet, vindt zij heel normaal, maar ze realiseert zich niet dat ze in de ogen van andere mensen dus heel bijzonder is. Dat maakt dat ze constant de angst heeft om door de mand te vallen.”
4. Welke mensen hebben er vooral last van?
“Met name succesvolle vrouwen die iets gepresteerd hebben, bijvoorbeeld de professor die straks een inaugurele rede moet houden in een zaal vol met allemaal professoren. Dan denkt ze dat ze door de mand valt, terwijl ze ook heel goed weet dat het onzin is, dat ze genoeg weet om er een knallend verhaal van te maken.”
5. Hoe komt het dat vooral vrouwen er last van hebben?
“Dat heeft te maken met de cultuur waarin we opgroeien. Het gevoel hebben dat je tweederangs bent, dat je minderwaardig bent aan mannen. Als je in een bepaalde positie zit die altijd voorbehouden is aan mannen, dan voel je je een soort bedrieger. Dat zou een rol kunnen spelen. Ook zit het deels in de opvoeding. Het is bijvoorbeeld voor mannen veel gewoner om te bluffen en te praten over hun prestaties en succes, terwijl als je dat als vrouw doet, ben je meteen arrogant.
We wimpelen ook complimenten vaak af en we laten ze niet tot ons doordringen. Als iemand bijvoorbeeld een compliment maakt over een jurk, dan zegt een vrouw al snel: ‘die heb ik al heel lang’, of iets dergelijks. Daarnaast incorporeren we niet onze successen. Daarmee bedoel ik dat wanneer we succes hebben, we dat heel snel vergeten. Maar als we iets fout hebben gedaan, dan weten we dat nog heel lang.”
6. Hoe merk je dat iemand last heeft van dit syndroom?
“Je ziet vaak niet aan de buitenkant dat iemand hier last van heeft. Er zijn twee soorten reacties: vechten of vluchten. Vechten is dat je heel hard gaat werken, dat je continu aan de slag bent, dat je heel erg perfectionistisch bent en de lat heel hoog legt. Eigenlijk steven je dan af op een burn-out.
De andere reactie is vluchtgedrag; het gewoon niet doen. Je mond houden tijdens vergaderingen, geen presentatie willen houden, of als je gevraagd wordt voor een opdracht of promotie, dat je dan zegt dat je er nog niet aan toe bent, omdat je eerst nog een diploma moet halen of meer ervaring moet opdoen. Je gaat het dan uit de weg en doet het gewoon niet. Hier hoort uitstelgedrag ook bij. Je saboteert dan je eigen succes, bijvoorbeeld door te laat aan iets te beginnen, waardoor je het niet helemaal goed kan doen.”
7. Is het impostor syndrome te vergelijken met faalangst?
“Nee, want bij faalangst denk je echt dat je het niet kan, terwijl bij het impostor syndrome weet je dat je het kan, maar je hebt steeds een interne dialoog met jezelf. ‘Ik kan het wel, ik kan het niet’, of ‘ik kan het wel, maar straks komen ze erachter dat ik het toch niet kan’. Bij het impostor syndrome speelt vaak de angst dat anderen erachter komen dat je het niet kan. Dat je in de ogen van een ander afgaat.”
8. Kunnen mensen ervan afkomen?
“Ja, dat is het goede nieuws, dat is helemaal niet zo moeilijk. De manier om daar achter te komen – in mijn boek geef ik daar zeven stappen voor – is dat je je realiseert dat heel veel mensen het hebben en het dus niet raar is, dat het om de interne dialoog gaat en maar gedachten zijn. En dat je kan leren om niet meer naar die gedachten te luisteren en een andere route te kiezen. Dat je snapt waar die gedachten vandaan komen, hoe het in elkaar zit, wat jou nou precies zo bang maakt en dat je die angst ook echt onder ogen komt. Je kunt jezelf vervolgens corrigeren.”
9. Zoeken mensen hiervoor hulp?
“Ze zoeken zeker hulp, bij mij of bij een psycholoog. Ik weet bijvoorbeeld dat mijn boek ook wordt gebruikt bij psychologen die dat meegeven aan hun cliënten of adviseren om mijn boek te lezen, omdat het gewoon heel helder maakt waar het over gaat.”
10. Heeft u tips waar mensen mee aan de slag kunnen?
“Het is belangrijk dat je uitgerust bent, want als je moe bent, dan ben je vatbaar voor zulke gedachten en heb je niet de kracht om ertegenin te gaan. Dus uitgerust zijn, zorgen dat je fit bent – zowel lichamelijk als geestelijk – dat betekent bewegen, gezond eten, misschien wat yoga, meditatie of mindfulness doen. Dat helpt als je geleerd hebt om vanaf een metapositie naar je gedachten te kijken. Je hebt dan controle over je gedachten. Dat zorgt voor een soort mentale fitheid, wat het gemakkelijk maakt om hiermee aan de slag te gaan.
Verder: blijf er niet mee lopen, want het gaat niet vanzelf weg. Het gaat ook niet weg als je meer succes hebt, want we weten uit onderzoek dat hoe meer succes je hebt, hoe erger het wordt. Dus blijf er niet mee lopen, maar doe er wat aan. Het is gewoon jammer en zonde van al je hersencapaciteit om je bezig te houden met dat soort dingen.”
11. Is er ook een tegenovergesteld syndroom?
“Ja, dat is het Dunning-krugereffect: een verschijnsel dat veel meer bij mannen voorkomt en is eigenlijk een tegenhanger van het impostor syndrome. Het is precies het tegenovergestelde. Waar het impostor syndrome gaat over mensen (voornamelijk vrouwen) die bang zijn dat mensen erachter komen wat ze niet kunnen, is het Dunning-krugereffect dat men bang is dat niemand ziet hoe geweldig ze zijn.”
Vréneli Stadelmaier is loopbaancoach, auteur en feministe. Ze studeerde economie en bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en volgde coachopleidingen onder andere aan de Academie voor Psychotherapie. Ze schreef de bestseller ‘F*ck die Onzekerheid’ over het impostor syndrome en heeft haar eigen coachingspraktijk SheConsult gericht op hoogopgeleide vrouwen.
Auteur: Aukeline van Dorp
Bron: PlusOnline
Deel dit artikel
Post & Mail
Wilt u reageren op de inhoud van MAX Magazine, een tv- of radioprogramma? Stuur dan een bericht naar MAX Magazine. De redactie maakt elke week een selectie en kort soms berichten in.
Reageren