Abonnementen service: 035 - 2019505

Nico ter Linden. ‘Ik geloof nog alles wat ik vroeger geloofde, maar alles anders’

Heel lang had ik niets met het geloof. Als tiener ging ik ook niet meer naar de kerk. ‘Nico is in de Heer’, zeiden mijn voetbalmaten stomverbaasd toen ik tijdens militaire dienst besloot theologie te gaan studeren. Ik wilde zeker weten dat ik deze studie niet zou kiezen om onder dienst uit te komen, dus had ik hierover met de zielzorger serieuze gesprekken. Militaire dienst vond ik afschuwelijk, maar ik was niet tegen de dienstplicht. Ik had niet zoals mijn vader, die min of meer pacifist was, de illusie dat als wij in Nederland de wapens lieten zakken, de vijand dit ook zou doen. Zonder de Canadezen waren we immers niet bevrijd. Eenmaal uit dienst stortte ik me in het studentenleven. Ik schreef in studentenkrantjes en speelde toneel onder beroepsregie. Theologie an sich vond ik niet zo veel aan; het ging me om de praktijk.”

Hongerwinter op de boerderij
“Mijn vader was een rechtvaardige, integere, stille man. Tijdens de crisis kreeg hij een baan als jurist bij de Hervormde Kerk; na de oorlog werd hij secretaris van de Bouw- en Restauratiecommissie van de Hervormde Kerk in Den Haag. Hij was veel onderweg. Mijn moeder deed vertaalwerk voor het Noorse en Deense persbureau. Ze was beschermvrouwe van allerlei verenigingen, waaronder die van dienstmeisjes en kwam voor hun belangen op. Aan tafel ging het ook altijd over mensen die het minder hadden dan wij. We werden geacht aan hen te denken. Mijn ouders waren betrokken mensen en hadden veel dingen gemeen. Dat maakte hun relatie sterk. Voor ons en het huishouden zorgen kostte mijn moeder enige moeite.

Onze vakanties brachten we de eerste oorlogsjaren door op een boerderij in Oene nabij Epe. Ik vond het heerlijk daar. In de hongerwinter kregen mijn ouders de uitnodiging van de boer en boerin om met ons gezin naar het platteland te komen. Ze waren blij verrast, maar moesten vanwege mijn vaders werk in Den Haag blijven. Ze stuurden mij. Mijn kleine zusje bleef bij mijn ouders, mijn oudere broer was al bij een tante. Als negenjarig jongetje vertrok ik op mijn kinderfietsje samen met een kennis van mijn ouders richting Oene.

Ik vond het helemaal niet erg om van mijn ouders gescheiden te worden. Het alternatief was die vervelende hongerwinter en het gevaar van die V2’s die overvlogen. In mijn gebedjes verzocht ik iedere avond of de bommen van de V2’s die over ons huis richting Engeland vlogen niet op het Statenkwartier zouden vallen. ‘Ook niet in Engeland, dan maar in de Noordzee en als het kan op een Duits schip’, prevelde ik er achteraan.

Ik heb een kostelijke tijd op de boerderij gehad en hielp mee. Het schoolgebouw was gevorderd door de Duitsers, dus was er geen les. In de vijf maanden dat ik er woonde, hoorde ik niets van mijn ouders. Bellen en schrijven kon niet in een ontwricht land.

Eind mei kwam mijn vader me halen. Ik was eieren aan het rapen en vloog hem in de armen. Een geweldig weerzien. Mijn vader vertelde dat er nog steeds weinig eten was in de stad, dus mocht ik nog even blijven. Ik plakte er twee maanden achteraan. Eenmaal terug praatte ik Oenens. ‘Praat nu maar weer gewoon’, reageerde mijn moeder. Ik vond het naar dat ze dat zei. Ik voelde me thuis op het platteland en heb altijd contact met de boer en boerin gehouden. Ik heb ze mogen begraven, net als mijn vriendje Willem met wie ik in de bedstee lag.”

Niet aanwaaien
“Mijn moeder was een geprononceerde, beetje dominerende, nerveuze vrouw. Zij hielp met mijn huiswerk. Negen jaar heb ik over het gymnasium gedaan. Het kwam me niet aanwaaien. Op verzoek van de rector van de school lieten mijn ouders mij testen bij professor Van Lennep. Hij vroeg zich af of mijn ouders mij wellicht te zwaar belastten met hun hoge culturele en morele standaard. Ik weet niet of ik daar last van had. Mijn oude rector Kazemier heeft me door het examen geholpen. Later heb ik hem nog eens bedankt in het radioprogramma ‘Kom eens langs in Hotel des Indes’ van Karel Prior. Ik was hoofdgast en wilde hem graag in mijn programma.”

Menopauze
“Ik heb een klein huisje in Friesland. Daar heb ik ook het boekje over mijn vader geschreven. Wacht, ik pak het er even bij. Dit is zo’n mooie passage. ‘Op een dag werden mijn broer en ik op mijn vaders studeerkamer ontboden. Er moest iets bijzonders aan de hand zijn. Met enige plechtigheid deelde mijn vader mede dat moeder in de menopauze geraakte. Hij legde uit wat voor pauze dat was, waar zij en wij last van zouden krijgen. We moesten geduld met haar hebben en werk uit handen nemen. Mijn vader vroeg of hij op onze medewerking kon rekenen. Ik informeerde hoelang zo’n menopauze duurde. Een paar weken wilde ik er wel voor uittrekken. ‘Een paar jaar’, zei vader. Ik vond dat de Schepper dat slordig geregeld had. Hij nam het voor haar op, zo lief.
Van mijn vader kreeg ik ook seksuele voorlichting. Een jaar of zeven was ik. Tot in extenso heeft hij uitgelegd hoe ik in de schoot van mijn moeder belandde. Ik vond een en ander idioot en omslachtig. ‘Wanneer doen jullie het dan?’, vroeg ik hem. We sliepen in de oorlogsdagen met z’n allen op één kamer en ik had er nooit iets van gemerkt. Ik zag ze wel samen bidden. Ik vroeg hem of het prettig was. ‘Ja’, zei mijn vader. Haha, ik nam me voor dat ik later iets anders zou verzinnen om kinderen te krijgen.”

Zware operatie
“Mijn vader is 99 geworden. Ik denk niet dat ik zo oud word. Nog niet zo lang geleden heb ik een zware operatie ondergaan, het eeuwige leven zal ik wel niet hebben. Hoewel het allemaal goed gekomen is. Ik heb wel nog overwogen me niet te laten behandelen. Ik heb een respectabele leeftijd en ben ziekenhuispredikant geweest. Dan hoor je ook zorgvuldig over je eigen dood te hebben nagedacht. Ik geloof niet dat ik bang ben voor de dood.

Zo oud als mijn vader wil ik liever niet worden. Hij was op. Ik was zo blij dat hij doodging. Mijn moeder werd dement en overleed eerder. Mijn vader heeft al die tijd voor haar gezorgd en voelde zich zo schuldig dat ze naar een verzorgingshuis moest. Hij had immers beloofd voor haar te zorgen in goede en slechte tijden. Ik weet niet of ik het zou kunnen opbrengen. In de familietraditie hoort het zo, maar hoelang hou je dat vol? Mijn vrouw en ik praten hier weleens over.”

Schakelen met boven
“‘Nooit heb ik niets met God’, zegt Huub Oosterhuis en dat vind ik een mooie uitspraak. Ik geloof nog alles wat ik vroeger geloofde, maar alles anders. Op mijn 59ste nam ik afscheid van de Westerkerk om mij te wijden aan een hervertelling van de Bijbel, met broodnodige uitleg. De Bijbel is prachtig theater, maar als mensen denken dat Jezus echt over water liep, dan zitten we in de hoek van de mirakelen. Je moet echt even uitleggen dat water hier voor de dood staat. Jezus heeft de dood ‘onder de knie’.

Voortdurend schakel ik met boven, ben ik bezig met de wereld. Nu zie ik weer op tv dat het afgelopen moet zijn met racisme (partij DENK, red.). Wat een onzin, denk ik dan. Het is nooit afgelopen met racisme. Kijk in je eigen ziel! Pas als je erkent dat er een racist van binnen zit – en die is verdomd hardnekkig en moet je bedwingen – kom je verder. Niet door het te verbieden. In de Bijbel staat op iedere bladzijde dat je barmhartig moet zijn voor de vreemdeling. Dat staat er zo vaak omdat het zo godvergeten ingewikkeld is. Het was veel leuker toen we nog onder elkaar waren, dat is wat we écht denken. Over dit soort dingen kan ik uren discussiëren. Haha, ik zal je er niet mee vermoeien…”

  Post & Mail

Wilt u reageren op de inhoud van MAX Magazine, een tv- of radioprogramma? Stuur dan een bericht naar MAX Magazine. De redactie maakt elke week een selectie en kort soms berichten in.

Reageren